Werknemer: “Er gebeurt zo ontzettend veel op dit moment. Mijn agenda staat vol met doktersafspraken. Ik word van de één naar de ander gestuurd. Reken deze week niet op me.
Werkgever: “Bedoel je dat je van plan bent om volgende week weer te komen werken?”
Werknemer: “Ja zeker. Als het lukt wil ik graag komen.”
Gedachten werkgever: Iemand die komt en gaat, dat gaat me te veel onrust geven. Ik wil weten waar ik aan toe ben, ik wil continuïteit kunnen waarborgen.
Werkgever: “Het lijkt me echt verstandiger om thuis te blijven en het werk los te laten. Je bent ziek. Heel erg ziek!”
Gedachten werknemer: Er wordt eigenlijk niet eens gevraagd hoe ik ernaar kijk, wat ik wil, en wat er misschien wel nog mogelijk is. Begrijpt hij niet hoe belangrijk mijn werk voor me is? Wat ontzettend jammer.
Werknemer: “Ik ben niet alleen maar ziek hoor! Er zijn taken die ik gewoon kan blijven uitvoeren.”
Werkgever: “Neem toch rust, je zult het nodig hebben.”
Gedachten werknemer: Het was fijn geweest als we samen een vorm hadden kunnen vinden, maar die ruimte is er niet. Ik zal me erbij neer moeten leggen.